-
1 coup
coup [koe]〈m.〉1 slag ⇒ klap, steek, stoot, (plotselinge, korte, abrupte) beweging/GRAMT.♦voorbeelden:d'un coup d'aile • in een rukd'un coup de baguette (magique) • als bij toverslag〈 informeel〉 un coup de bambou • een zonnesteek; een vlaag van waanzincoup de barre • 〈 scheepvaart〉ruk aan het roer, plotselinge verandering; 〈 figuurlijk〉plotselinge vermoeidheid, hoge rekeningcoup de bec • snauw, sneerdonner un coup de brosse à qc. • iets (even) afborstelencoup de canon • kanonschotcoup de chance • gelukkig toeval, meevallercoup de chien • plotselinge storm; oproerdonner un coup de collier • er flink tegenaan gaanavoir un joli coup de crayon • goed (kunnen) tekenencoup de désespoir • wanhoopsdaadcoup d'éclat • meesterlijke zet〈 figuurlijk〉 un coup d'épée dans l'eau • een slag in de lucht, verspilde moeitecoup d'essai • eerste poging, begincoup d'Etat • staatsgreepboire le coup de l'étrier • een glaasje op de valreep drinkendonner un coup de fer à qc. • iets even opstrijkencoup de feu • schotcoup de fil • telefoontjecoup de folie • onbezonnen daad, aanval van waanzincoup de force • gewelddaad, overrompeling, coup de forcecoup de foudre • donderslag; 〈 figuurlijk〉liefde op het eerste gezicht, onverwachte ramp, slechte tijding〈 figuurlijk〉 donner un coup de fouet • aansporen, oppeppencoup de froid • verkoudheidcoup de gosier • schreeuwdonner, pousser un coup de gueule • losbrullen, een bek opzettencoup de hasard • bof, meevallercoup de langue • bitse, hatelijke opmerkingun petit, un dernier coup de lime • de laatste hand, de afwerkingcoup de main • hulp, handreiking, steun; 〈 leger〉overrompeling, aanslagdonner un coup de main • een handje helpenfaire un coup de main • een aanslag plegenavoir le coup de main • de vaardigheid hebben〈 figuurlijk〉 〈 informeel〉 recevoir le coup de masse • een zware klap (te verwerken) krijgen 〈 emoties〉〈 figuurlijk〉 un coup de massue • een harde slag, een gevoelige slagcoup de mer • stortzee, zware golfcoup d'oeil • blik, oogopslag, uitzichtavoir le coup d'oeil • kijk op de dingen hebbendu premier coup d'oeil • op het eerste gezichtjeter un coup d'oeil (rapide) sur qc. • een vluchtige blik op iets werpen〈 figuurlijk〉 coup de patte • veeg uit de pan, trap nace peintre a le coup de patte • deze schilder kan aardig met het penseel overwegse donner un coup de peigne • een kam door z'n haar halencoup de pied • trap, schopcasser des vitres à coups de pierre • ruiten ingooientuer qn. à coups de pierres • iemand stenigendonner un coup de piston à qn. • iemand aan een baantje helpencoup de poing • stomp, vuistslagcoup de poing (américain) • boksbeugel〈 informeel〉 avoir le, un coup de pompe • de man met de hamer tegenkomen, opeens niet meer kunnen〈 informeel〉 coup de pompe • man met de hamer, plotselinge uitputting, vermoeidheidun coup de pot • mazzel, gelukdonner le coup de pouce • de laatste hand aan iets leggencoup de poussière • mijngasontploffingon lui a fait le coup du presse-citron • ze hebben hem als een citroen uitgeknepencoup de pub • reclamestuntcoup de réparation • strafschopcoup de sang • beroerte, plotselinge woedecoup de semonce • schot voor de boegcoup de sifflet • fluitsignaalcoup de soleil • zonnesteek; zonnebrandcoup du sort • speling van het lot, tegenslagdonner un coup de téléphone à qn. • iemand opbellencoup de théâtre • plotselinge ommekeer, onverwachte wendingse flanquer un coup de torchon • vechtendonner un coup de tube à qn. • iemand een telefoontje gevencoup de veine • geluk, gelukkig toevalcoup de vent • rukwind, windstootcheveux en coup de vent • slordig, los zittend haarentrer en coup de vent • binnenstormencoup bas • stoot onder de gordelêtre aux cent coups • in alle staten zijn, doodsangsten uitstaandonner le dernier coup, le coup décisif • de genadeslag geven〈 informeel〉 coup fourré • gemene, onverwachte streek, luizenstreek〈 sport en spel〉 coup franc • vrije trap, slagmauvais coup • gemene streek, lelijke klapcoup monté • afgesproken werk, doorgestoken kaart〈 informeel〉 sale coup • rotstreek; zware slagcoup sec • droge knal, klap〈 figuurlijk〉 accuser le coup • de klap incasseren, er een klap van krijgenavoir le coup • er de slag van hebben〈 informeel〉 avoir un coup dans l'aile, dans le nez • (licht) aangeschoten zijn, te diep in het glaasje gekeken hebben〈 informeel〉 boire un coup • iets drinken, er eentje nemencalculer son coup • de zaak precies uitrekenen, uitkienencompter les coups • alleen maar toekijken, neutraal zijn〈 informeel〉 discuter le coup • babbelen, kletsen〈 informeel〉 être dans le coup • er bij betrokken zijn, er van wetenexpliquer le coup • de toestand, gang van zaken uiteenzettenfaire coup double • twee vliegen in één klap slaanfaire les cent coups, les quatre cents coups • een losbandig, rusteloos leven leiden, erop los leven, van alles uithalen 〈 kind〉en ficher, mettre un coup • flink de handen uit de mouwen stekenne pas en ficher un coup • geen klap uitvoerenfrapper des coups en l'air • vergeefse moeite doenfrapper un grand coup • een zware slag toebrengen, een grote slag slaanfrapper à coups redoublés • hard en vaak slaanmarquer le coup • een bijzonderheid benadrukken, een bepaalde gebeurtenis niet ongemerkt voorbij laten gaanmaintenant j'ai pris le coup • nu weet ik hoe het moetil en a pris un coup • dat heeft hem geen goed gedaanrendre coup pour coup • een klap, slag teruggevenrisquer, tenter le coup • het erop wagentenir le coup • standhouden, het uithoudenvaloir le coup • de moeite lonen, waard zijnen venir aux coups • handgemeen wordenà coup sûr • vast en zeker, beslistà tous (les) coups, à tout coup • telkens, bij elke gelegenheidtout à coup • plotselingaprès coup • naderhand, achterafau, du premier coup • bij de eerste keerau coup de midi • klokslag 12 uurd' un (seul) coup • in één keer, plotselingtout d' un coup • ineens, plotselingdu coup • bijgevolg, daaromdu même coup • tegelijkertijd, bij diezelfde gelegenheidêtre hors du coup • nergens vanaf wetenau coup par coup • een voor eenpour le coup • deze keer〈 juridisch〉 pour coups et blessures • vanwege toegebracht lichamelijk letsel; 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 voor slagen en verwondingensous le coup de • onder de invloed, dreiging vansur le coup • op slag, onmiddellijk, meteensur le coup de midi • klokslag 12 uurcoup sur coup • achtereenvolgens, vlak na elkaar→ pierrem1) slag, klap, klop, steek, stoot, bons, dreun, trap, schop2) snee3) beet4) ruk5) worp6) daad, streek7) teug, slok8) zet -
2 coup
mcoup d'audace — см. acte d'audace
- coup bas- coup dur- coup sec- bon coup- à coup- à coups- du coup -
3 coup d'arrêt
(обыкн. употр. с гл. donner, porter)Or, cette politique a été couronnée de succès, dimanche dernier, ce qui donne un premier coup d'arrêt à la vague réactionnaire. (l'Humanité.) — И эта политика увенчалась успехом в прошлое воскресенье, что означает первый отпор поднимающей голову реакции.
-
4 porter les armes
1) (тж. présenter les armes) взять на караулTout à coup le président... m'invita à me lever. La troupe porta les armes; comme par un mouvement électrique, toute l'assemblée fut debout au même instant. (V. Hugo, Le Dernier jour d'un condamné.) — Вдруг председатель... приказал мне встать. Солдаты взяли на караул. Точно электрическая искра пробежала по залу: все присутствующие поднялись со своих мест.
Le soir, revêtu d'épaulettes pour la première fois de sa vie, les sentinelles de Tuileries lui portèrent les armes. (Stendhal, Lucien Leuwen.) — Вечером, когда впервые в жизни надев эполеты, он проходил мимо Тюильри, солдаты взяли на караул.
2) служить в армии, быть в рядах войск, сражатьсяIl ne voulut jamais entrer au service d'aucun prince étranger; mais, dans la guerre de 1712, il porta les armes avec honneur pour la patrie. (J.-J. Rousseau, Julie ou la Nouvelle Héloïse.) — Мой отец никогда не соглашался поступить на службу к иностранному государю, но в войну 1712 года он с честью сражался за родину.
-
5 achever
vt.1. конча́ть/ко́нчить, дока́нчивать/доко́нчить, зака́нчивать/ зако́нчить; заверша́ть/заверши́ть littér.; ока́нчивать/око́нчить;il a achevé son discours au milieu des applaudissements — он зако́нчил свою́ речь под аплодисме́нты
║ se traduit aussi par des verbes avec les préfixes до= et от=:achever son travail — доде́лывать/доде́лать рабо́ту; il est mort sans avoir achevé son livre — он у́мер, не дописа́в кни́ги; achever sa vie dans la retraite — дожива́ть ipf. [свою́] жизнь в уедине́нии; le livre est achevé d'imprimer — кни́га уже́ отпеча́тана; achever de travailler — ко́нчить рабо́тать, отрабо́тать pf.à peine avait-il achevé que tout le monde se leva — едва́ он ко́нчил <договори́л>, как все подняли́сь;
║ (sujet nom de chose) оконча́тельно, совсе́м + verbe;cela a achevé de le ruiner — э́то оконча́тельно его́ разори́ло
2. (porter le dernier coup) добива́ть/доби́ть ◄-бью, -ет►, прика́нчивать/прико́нчить (tuer) fam.;achever un blessé — прико́нчить <доби́ть> ра́неного
║ докона́ть pf. fig. fam.;cette nouvelle l'a achevé — э́то изве́стие его́ докона́ло
■ vpr.- s'achever
- achevé -
6 regard
regard [ʀ(ə)gaʀ]masculine nouna. ( = yeux) eyes• il restait assis, le regard perdu (dans le vide) he was sitting there, staring into space• son regard était dur/tendre he had a hard/tender look in his eye• il avançait, le regard fixe he was walking along with a fixed stareb. ( = coup d'œil) lookc. ( = point de vue) porter or jeter un regard critique sur qch to take a critical look at sthd. [d'égout] manholee. (locutions)* * *ʀ(ə)gaʀ
1.
nom masculin1) ( action de regarder) lookinterroger quelqu'un du regard — to look enquiringly GB ou inquiringly US at somebody
suivre quelque chose/quelqu'un du regard — to follow something/somebody with one's eyes
jeter un regard rapide à or sur quelque chose — to glance at something
loin or à l'abri des regards indiscrets — far from prying eyes
2) ( yeux) eyes (pl)un regard clair — light-coloured [BrE] eyes
3) ( expression) expressionson regard triste — his/her sad expression
4) ( manière de juger) eye
2.
au regard de locution prépositive fml with regard to
3.
en regard de locution prépositive fml compared with
4.
en regard locution adverbiale* * *ʀ(ə)ɡaʀ nm1) (action de regarder, yeux) look, (= coup d'œil) glanceIl lui a jeté un regard méfiant. — He gave him a wary look., He looked at him warily.
Tous les regards se sont tournés vers lui. — All eyes turned towards him.
2) (= expression) look in one's eyeOn voyait à son regard qu'elle était contrariée. — You could tell from the look in her eyes that she was upset.
3) (= ouverture) inspection hole, [égout] manhole* * *A nm1 ( action de regarder) look; porter son regard sur qch to look at sth; diriger son regard vers qch to look toward(s) sth; détourner le regard to look away; chercher qch/qn du regard to look around for sth/sb; interroger qn du regard to look enquiringly GB ou inquiringly US at sb; suivre qch/qn du regard to follow sth/sb with one's eyes; ‘suivez mon regard’ ‘follow my eyes’; avertir qn du regard to give sb a warning look; elle attire tous les regards everyone looks at her; jeter un regard rapide à or sur qch to have a quick look at sth, to glance at sth; ( en feuilletant) to glance through sth; regard en coin sidelong glance; regard fixe stare; avoir le regard fixe to have a fixed stare; avoir le regard perdu to have a blank ou vacant look; j'ai croisé son regard our eyes met; échanger des regards to exchange looks; soutenir le regard de qn to look sb straight in the eyes without flinching; loin or à l'abri des regards indiscrets far from prying eyes; soustraire qch aux regards to conceal sth from view; elle ne m'a pas accordé un seul regard she didn't even look at me;2 ( yeux) eyes; un regard clair light-colouredGB eyes;3 ( expression) expression; son regard triste her sad expression; un regard timide a shy expression; un regard de colère an angry expression; elle a un regard intelligent she looks intelligent; d'un regard admiratif/inquiet admiringly/anxiously; sous le regard amusé/anxieux/envieux de qn under the amused/anxious/jealous eye of sb; jeter un regard noir à qn to give sb a black look; regard méchant glare; lancer or jeter un regard méchant à qn to glare at sb; son regard se durcissait his/her eyes hardened; on lisait la tristesse/joie dans son regard you could tell by his/her expression that he/she was sad/happy;4 ( manière de juger) eye; le regard de l'anthropologue the anthropologist's eye; le regard des autres other people's opinion; c'est un autre regard sur la situation it's another way of looking at the situation; porter un regard critique sur qch to look critically at sth; porter un regard nouveau sur qch to take a fresh look at sth;5 ( fait de fixer son attention sur) look; un bref regard sur l'actualité a quick look at the news;B au regard de fml loc prép with regard to; au regard du chômage/du règlement with regard to unemployment/to the rules; au regard de la loi/du parti in the eyes of the law/of the party.D en regard loc adv avec une carte en regard with a map on the opposite page; texte original avec la traduction en regard parallel text.[rəgar] nom masculinson regard était haineux he had a look of hatred in his eye ou eyes, his eyes were full of hatredil a détourné le regard he averted his gaze, he looked awaylancer un regard à quelqu'un to look at somebody, to glance at somebodyil lançait aux visiteurs des regards mauvais he glared at the visitors ou gave the visitors nasty looksporter un regard nouveau sur quelqu'un/quelque chose (figuré) to look at somebody/something in a new lightcouver quelque chose/quelqu'un du regard to stare at something/somebody with greedy eyes3. [d'égout] manhole[de four] peepholeau regard de locution prépositionnelle1. [aux termes de] in the eyes ofen regard locution adverbialeen regard de locution prépositionnelle1. [face à]en regard de la colonne des chiffres facing ou opposite the column of figures2. [en comparaison avec] compared with -
7 avoir
vl'avoir manqué belle — см. le beau
l'avoir belle — см. le beau
avoir la casquette — см. ras le bol
avoir des hardiesses avec... — см. avoir des hardiesses avec...
en avoir jusqu'ici, jusque-là — см. en avoir jusque-là
avoir oublié d'avoir... — см. avoir oublié d'avoir
avoir oublié d'être... — см. avoir oublié d'être
avoir ouï-dire — см. avoir ouï dire
- l'avoir- en avoir- y a pas -
8 haut
1. adj m; adj f - hautehaut bonnet — см. gros bonnet
2. m 3. advavoir une haute idée de... — см. avoir une grande idée de...
haut et clair — см. clair et net
- en haut -
9 malheur
malheur [malœʀ]masculine nouna. ( = événement pénible) misfortune ; ( = événement très grave) calamity ; ( = épreuve) ordeal ; ( = accident) accident• le malheur c'est que... the trouble is that...• faire un malheur ( = avoir un gros succès) to be a big hit• s'il continue, je fais un malheur ! (inf) if he carries on like that, I'll do something I might regret• quel malheur qu'il ne soit pas venu ! what a shame he didn't come!• il a eu le malheur de dire que cela ne lui plaisait pas he made the big mistake of saying he didn't like it• ne parle pas de malheur ! God forbid!• le malheur a voulu qu'un policier le voie as ill luck would have it a policeman saw him (PROV) le malheur des uns fait le bonheur des autres(PROV) it's an ill wind that blows nobody any good* * *malœʀnom masculin1) ( adversité) adversity, misfortunefaire le malheur de quelqu'un — to bring somebody nothing but unhappiness; bonheur
2) ( coup du sort) misfortune; ( grave) tragedy; ( accident) accidentle grand malheur! — iron so what!
3) ( malchance) misfortunepar malheur, le malheur a voulu que — as bad ou ill luck would have it
si par malheur la guerre éclatait — if, God forbid, war should break out
porter malheur — to be ou bring bad luck
le malheur, c'est que... — the trouble is,...
••il va faire un malheur — (colloq) ( avoir du succès) he'll be a sensation; ( faire un éclat) he'll cause a scene
un malheur n'arrive jamais seul — Proverbe it never rains but it pours
à quelque chose malheur est bon — Proverbe every cloud has a silver lining Proverbe
* * *malœʀ nm1)le malheur — adversity, misfortune
2) (= événement) misfortune, tragedyElle a eu beaucoup de malheurs dans sa vie. — She's had a lot of tragedy in her life.
avoir le malheur de faire — to have the misfortune to do, to be unfortunate enough to do
Elle a eu le malheur de perdre son père très jeune. — She had the misfortune to lose her father at a very young age.
Il a eu le malheur de la critiquer. ironique — He made the mistake of criticizing her.
quel malheur! — what a shame!, what a pity!
3)Leur dernier album a fait un malheur. — Their latest album was a smash hit.
* * *A nm1 ( adversité) adversity, misfortune; même dans le malheur even in adversity; tomber dans le malheur to be struck by misfortune; avoir sa part de malheur to have one's share of misfortune; elle fait le malheur de sa famille she brings her family nothing but unhappiness; ⇒ bonheur;2 ( coup du sort) misfortune; ( grave) tragedy; ( accident) accident; une série de malheurs a series of misfortunes; les malheurs qui l'ont frappé the misfortunes that befell him; le grand malheur de ma jeunesse the great tragedy of my youth; un malheur est si vite arrivé! accidents can so easily happen!; il leur arrivera malheur! something terrible will happen to them!; tous nos petits malheurs all our little troubles; raconter ses malheurs à qn to tell sb one's troubles; le grand malheur! so what!;3 ( malchance) misfortune; jouer de malheur to be dogged by misfortune; ceux qui ont le malheur de perdre leur emploi those who are unfortunate enough ou have the misfortune to lose their jobs; j'ai eu le malheur de le leur dire I made the mistake of telling them; pour mon malheur unfortunately for me; par malheur il y avait grève ce jour-là, le malheur a voulu qu'il y ait grève ce jour-là as bad luck would have it, there was a strike that day; si par malheur la guerre éclatait if war should break out, which God forbid; porter malheur to be ou bring bad luck; le malheur, c'est que… the trouble is,…; son malheur, c'est qu'elle est paresseuse her trouble is that she's lazy; malheur à qui… woe betide anyone who…; ce temps de malheur○ this wretched weather.B excl malheur! ne dis jamais ça! for heaven's sake! don't ever say such a thing!; (oh) malheur! il nous a vus! oh my God○, he's seen us!il va faire un malheur○ ( avoir du succès) he'll be a sensation; ( être violent) he'll do something he'll regret; ( faire un éclat) he'll cause a scene; un malheur n'arrive jamais seul Prov it never rains but it pours; à quelque chose malheur est bon Prov every cloud has a silver lining Prov.[malɶr] nom masculin1. [incident] misfortuneun grand malheur a (great) tragedy ou catastrophefaire un malheur (familier) : ne le laissez pas rentrer ou je fais un malheur don't let him in or I can't answer for the consequenceselle passait en première partie et c'est elle qui a fait un malheur she was the supporting act but it was she who brought the house downpose cette tasse, un malheur est si vite arrivé! put that cup down before there's an accident!2. [malchance]le malheur misfortune, bad luckle malheur a voulu que... as bad luck would have it...avoir le malheur de to be unfortunate enough to, to have the misfortune toj'ai eu le malheur de perdre mon père jeune I had the ou it was my misfortune to lose my father when I was youngj'ai eu le malheur de lui dire de se taire! I was foolish enough to ask her ou I made the mistake of asking her to be quiet!être dans le malheur to suffer misfortunes ou hard timesarrête, ça porte malheur! stop, it brings bad luck!pour son/mon/ton malheur: je l'ai bien connu, pour mon malheur I knew him well, more's the pitypour son malheur, il était l'aîné de six enfants unfortunately for him, he was the oldest of sixje joue de malheur en ce moment I'm dogged by ou I've got a run of bad luck at the momentc'est dans le malheur qu'on connaît ses vrais amis (proverbe) a friend in need is a friend indeed (proverbe)3. [désespoir]faire le malheur de quelqu'un to cause somebody unhappiness, to bring sorrow to somebodyle malheur des uns fait le bonheur des autres (proverbe) one man's joy is another man's sorrow (proverbe)le malheur c'est que j'ai perdu l'adresse unfortunately, ou the trouble is I've lost the addresssans permis de travail, pas de possibilité d'emploi, c'est ça le malheur without a work permit you can't get a job, that's the snag ou the problemquel malheur que... what a shame ou pity that...————————[malɶr] interjection————————de malheur locution adjectivaleje ne remonterai plus sur ce vélo de malheur I'll never ride that wretched ou accursed bike again————————par malheur locution adverbialepar malheur, son fils est né avec la même maladie sadly, her son was born with the same disease -
10 ciel
mbonté du ciel! — см. bonté divine!
coup du ciel — см. coup de la grâce
grâce au ciel — см. grâce à Dieu
- ciel fin -
11 mettre
vmettre aux abois — см. aux abois
mettre aux aguets — см. aux aguets
mettre le cap sur... — см. mettre le cap sur...
mettre à chef — см. mener à chef
mettre au ciel — см. élever au ciel
mettre au courant — см. au courant
mettre la croix sur... — см. faire la croix sur...
mettre qn, qch au cul de qn — см. envoyer qn, qch au cul de qn
mettre à cul — см. jeter à cul
mettre de la différence entre... — см. faire de la différence entre...
mettre des entraves à... — см. apporter des entraves à...
c'est l'étincelle qui a mis le feu aux poudres — см. il ne faut qu'une étincelle pour allumer un grand incendie
mettre aux gages — см. aux gages
mettre le grappin sur... — см. jeter le grappin sur...
se mettre à la hauteur de... — см. être à la hauteur de...
se mettre au lit — см. aller au lit
mettre à la merci de... — см. se mettre à la merci de...
il ne faut pas mettre la faucille en la moisson d'autrui — см. il ne faut pas jeter la faux en la moisson d'autrui
mettre obstacle à... — см. faire obstacle à...
mettre sur orbite — см. sur orbite
mettre la paix entre... — см. faire la paix de qn
mettre en passe — см. en passe
vendre la peau de l'ours, avant de l'avoir mis par terre — см. vendre la peau de l'ours, avant de l'avoir tué
mettre au propre — см. au propre
se mettre en quête — см. en quête
il ne faut pas compter sur les souliers d'un mort pour se mettre en route — см. ne comptons pas sur les souliers d'un mort pour être bien chaussés
se mettre en tas — см. être en tas
mettre au tas — см. jeter au tas
mettre en taule — см. en taule
-
12 bien
1. m 2. advavoir... ans bien sonnés — см. avoir... ans sonnés
il est bien âne de nature qui ne sait lire son écriture — см. il est un âne de nature qui ne sait lire son écriture
boire bien — см. boire d'autant
être bien coté — см. être coté
-
13 eau
-
14 rougir
rougir [ʀuʒiʀ]➭ TABLE 21. intransitive verb• à ces mots, elle rougit she blushed at the words2. transitive verb* * *ʀuʒiʀ
1.
1) ( teinter) gén to redden2) ( chauffer) to make [something] red hot [métal]
2.
verbe intransitif1) [personne] (d'émotion, de honte) to blush (de with); ( de colère) to flush (de with); ( de chaleur) to go red; [peau, visage] to go ou turn redrougir jusqu'aux yeux or oreilles — to turn ou go as red as a beetroot GB ou a beet US
2) [fruit, feuille, forêt, ciel, crustacé, carapace] to turn red3) [métal, tison] to become red hot* * *ʀuʒiʀ vi1) (honte, timidité) to blush, to go redIl a rougi en me voyant. — He blushed when he saw me.
2) (plaisir, colère) to flushIl a rougi de colère. — He flushed with anger.
3) [fraise, tomate] to go red, to turn red4) [ciel] to turn red, to redden* * *rougir verb table: finirA vtr1 ( donner une teinte rouge) [personne] ( avec du fard) to redden [joues]; to turn [sth] red, to redden [arbres, feuilles]; le froid rougissait leur visage the cold turned their faces red; rougir son eau to put a little red wine in one's water; rougir la terre du sang de ses ennemis/de son sang to make the earth run red with one's enemies'blood/with one's blood;2 ( porter à incandescence) to heat [sth] until it is red hot, to make [sth] red hot [métal]; il a rougi une barre de fer he heated an iron bar until it was red hot.B vi1 [personne, visage] ( d'émotion) to blush, to go red (in the face) (de with); ( de colère) to flush, to go red (in the face) (de with); [personne, peau, visage, main] (à cause du froid, de la chaleur) to go red, to turn red; rougirde honte to go red with shame, to blush with shame; rougir jusqu'aux yeux or jusqu'aux oreilles to turn ou go as red as a beetroot GB ou a beet US, to turn ou go bright red; rougir jusqu'à la racine des cheveux to blush to the roots of one's hair; faire rougir qn to make sb blush ou go red; tu devrais rougir de tes mensonges you ought to be ashamed of your lies; il n'a pas à en rougir that's nothing for him to be ashamed of; sans rougir without shame, without feeling ashamed; ne rougir de rien to be utterly shameless, to have no shame;2 ( mûrir) [fruit, légume] to go ou turn red, to redden; [feuille, arbre, forêt] to turn red, to redden; ( à la cuisson) [crustacé, homard, carapace] to turn red;[ruʒir] verbe transitif1. [colorer en rouge]un dernier rayon de soleil rougissait le firmament one last ray of sun spread a red glow across the skiesdes yeux rougis par les larmes/la poussière eyes red with weeping/with the dust2. MÉTALLURGIE to heat to red heat ou until red-hot3. (figuré & littéraire)————————[ruʒir] verbe intransitif1. [chose, personne - généralement] to go ou to turn red[personne - de gêne] to blushje vous aime, dit-il en rougissant I love you, he said, blushing ou with a blushrougir jusqu'au blanc des yeux ou jusqu'aux oreilles to blush to the roots of one's hair2. (figuré)rougir de [avoir honte de] to be ashamed oftu n'as pas/il n'y a pas à en rougir there's nothing for you/nothing to be ashamed of
См. также в других словарях:
porter — 1. (por té) v. a. 1° Soutenir comme on soutient une charge, un faix. 2° Porter, en termes de manége. 3° Avoir dans son sein, en parlant des femmes et des femelles ; produire ; porter intérêt. 4° Transporter d un lieu en un autre.… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
COUP — n. m. Impression que fait un corps sur un autre en le frappant. Coup sec. Coup violent. La force, la pesanteur du coup. Frapper un coup ou deux coups à une porte avec le marteau. Frapper à coups redoublés. Coup d’épée, de sabre, de poignard. Coup … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
coup — [ ku ] n. m. • colp 1080; lat. pop. colpus, class. colaphus, gr. kolaphos I ♦ 1 ♦ Mouvement par lequel un corps vient en heurter un autre; impression (ébranlement, bruit...) produite par ce qui heurte. ⇒ choc, ébranlement, heurt, tamponnement.… … Encyclopédie Universelle
coup — COUP. s. mas. Impression que fait un corps sur un autre en le frappant, le perçant, le divisant, etc. Grand coup. Petit coup. Rude coup. Coup léger. Coup pesant. La force, la pesanteur du coup. Coup qui entre bien avant. Coup de poing. Coup de… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
dernier — dernier, ière [ dɛrnje, jɛr ] adj. et n. • derrenier fin XIIe; a. fr. derrain, refait sur premier; lat. pop. °deretranus, class. de retro → 1. derrière I ♦ (Temporel, spatial) A ♦ 1 ♦ Adj … Encyclopédie Universelle
dernier — dernier, ière (dèr niê, niê r ) adj. 1° Qui vient après tous les autres. Le dernier soldat de la file. La dernière année de son règne. Les derniers rangs d une troupe. • Le sort m y réservait le dernier de ses coups, RAC. Bérén. I, 4. • La… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
porter — 1. porter [ pɔrte ] v. tr. <conjug. : 1> • XIe; « être enceinte » 980; lat. portare I ♦ V. tr. dir. A ♦ Supporter le poids de. 1 ♦ Soutenir, tenir (ce qui pèse). Mère qui porte son enfant dans ses bras. Porter une valise à la main. Porter… … Encyclopédie Universelle
coup — (kou ; le p ne se prononce pas et ne se lie pas : un kou audacieux ; coup se comporte comme loup, où le p ne se lie jamais ; au pluriel, l s se lie : des kou z audacieux ; Bèze, au XVIe siècle, remarque que le p se prononce au singulier et non au … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
COUP — s. m. Impression que fait un corps sur un autre en le frappant, le perçant, le divisant, etc. Grand coup. Petit coup. Rude coup. Coup léger. Coup sec. Coup pesant. Coup violent. La force, la pesanteur du coup. Frapper un coup, deux coups, trois… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
coup — COUP. s. m. Impression que fait un corps sur un autre en le frappant, le perçant, le divisant &c. Grand coup. petit coup. rude coup. coup leger. coup pesant. la force, la pesanteur du coup. coup qui entre bien avant. coup de poing. coup de pied,… … Dictionnaire de l'Académie française
Coup De Semonce — Un coup de semonce ou tir de sommation est un tir d artillerie ou d arme à feu réalisé en vue d intimider un adversaire sans lui porter de dégâts physiques. Il peut précéder l ouverture d hostilités réelles si celui ci ne procède pas à une… … Wikipédia en Français
